Rouw-ode, eerbetoon aan mijn moeder die bijna een maand geleden van ons heen ging.
'Dat ik pas vanaf mijn negentigste artikels ben beginnen schrijven en dat als gepensioneerde boerin die maar tot haar veertiende naar school mocht gaan, God weet straks krijg ik nog koningin Mathilde over de vloer?’ Mijn moeder vertelde het ons als grap. Maar dat ze zichzelf pas vanaf haar negentigste de diepere levensvoldoening kon schenken waar ze eigenlijk heel haar leven naar verlangd had, dat is best merkwaardig, uitzonderlijk toch! En dan nog als rolstoelpatiënt, helemaal afhankelijk van de zorgkundigen voor haar dagelijkse verzorging en toilet.
Het rouwen om mijn overleden moeder, of beter het herdenken van mijn moeder toont me veel schoons.
Natuurlijk mis ik haar dagelijkse telefoontjes vanuit het WZC, haar verhalen over het leven daar, over dit en dat. Haar levenswijsheid die ze op tijd en stond gul deelde. Haar intense moederliefde toen ik in 2020 totaal onverwacht onder het mes moest. En vorig jaar kwam daar nog een nabehandeling bovenop omdat er nog een restant zat.
Haar uitbundig verslag als ze gewonnen had bij het sjoelen. Het voorlezen van haar vers gepubliceerde schrijfsels in het infoblad van het WZC en in het Parochieblad. Terecht was ze daar dol-fier over.
Als krasse negentiger beleefde mijn moeder niet alleen plezier aan het schrijven. De boeiende sociale contacten tussen de gewone door, het dagelijks sjoelen, de quizzen waarvoor ze speciaal de hoofdsteden van quasi alle landen ter wereld van buiten leerde. ‘Ondervraag me nog maar eens om te zien of ik ze nog wel kan opnoemen,’ verzocht ze ons met de nodige aandrang als we op bezoek kwamen.
De specifieke geheugentesten, de bingo, de zomerse wandelingen in haar rolstoel enz... dat alles schafte haar groot genoegen.
‘Ik heb tijd tekort,’ merkte ze geregeld op. Soms bleef ze bewust op haar kamer om zich eens helemaal te kunnen verdiepen in het schrijven en het lezen. Ze deed ook nog de was van haar boven-kledij en verrichte het nodige herstel-naaiwerk met de hand. Nee, mijn moeder was echt wel behoorlijk druk bezig.
Maar iedere keer dat extra gezondheidsproblemen haar overvielen, vooral vorig jaar toen ze maar liefst zes keer ziek werd, wou ze heengaan. Niet meer wakker worden. Want ze wilde geen pijn meer voelen en ja dan lag ze daar maar te liggen. Te wachten tot het ziek zijn voorbij zou gaan...
Ja ik mis haar, maar telkens voel ik onmiddellijk haar energie. ‘Lieve Diane, ik ben graag waar ik nu ben. Mijn lichaam was op. Ik steun jou van waar ik ben. Ik zal je inspireren want waar jij bent heb je nog een en ander te doen,’ hoor ik haar dan binnenin mijn hoofd fluisteren.
Als ik haar levensloop overloop dan zijn haar laatste jaren, haar tijd in het WZC, de gelukkigste geweest. Op 2023 na dan. Want na vijf intense ziekteperiodes vorig jaar -waarbij ze een paar keer door het oog van een naald gekropen is- was de zesde er teveel aan.
Tijdens haar lang actief leven, eigenlijk begon dat al -noodgedwongen en dik tegen haar goesting- op haar veertiende op de boerderij van haar ouders, was het niets anders dan dagelijks hard labeur in de boerenstiel. Mijn vader lag meermaals ziek te bed, met zijn gevoelige longen die niet veel nodig hadden om hem plat te krijgen. Nee, het boerenleven, hoe romantisch men het soms voorstelt, voor mijn moeder was het continue draaien, zwoegen, trekken, dragen, terug draaien ...eindeloos... dag na dag... van bij het vroege ochtendgloren tot lang na zonsondergang. Geen tijd om ook maar één letter te lezen.
Alsof het harde boerenwerk nog niet zwaar genoeg was, spaarde het lot haar niet. Haar eerste baby stierf nauwelijks drie weken na zijn geboorte. Terwijl ze zelf in het ziekenhuis lag te vechten voor haar leven, kreeg ze de kans niet om afscheid te nemen van ons ten dode opgeschreven broertje dat bij mijn tante verbleef.
Zoals wel meer in het boerenmilieu het geval was, moest ze op de boerderij samenwonen met onze oma, haar schoonmoeder. Onze opa stierf al toen wij nog klein waren. Tja, het dak delen met een schoonmoeder, verre van simpel.
Bij haar pensionering, nadat mijn vader op zijn 68ste overleed, kon ze voor het eerst vaste klant worden in de dorpsbibliotheek. Na verloop van tijd liet de bibliothecaris voor haar speciale titels overkomen van de grotere hoofdbibliotheek. Daar zaten filosofische kanjers tussen, ook wetenschappelijke werken. Mijn moeder voelde een onstilbare honger om het wereldgebeuren op alle vlakken te volgen en om allerlei hogere inzichten te verwerven.
Maar het zware boerenleven eiste wel zijn tol: artrose tot op het bot. De dokter vertelde ons na haar overlijden dat ze onnoemelijke pijnen moet geleden hebben: in haar rug, heupen, benen, kortom het hele gestel tot op de draad versleten. ‘Haar botten been over been zonder iets tussen’ zei hij. Toen het thuis echt niet meer ging -ik zie haar nog voetje voor voetje tergend traag met een van pijn vertrokken gezicht strompelen naar de voorplaats waar ze sliep- gaf ze ons zelf het signaal. ‘Regelen jullie maar een kamer in het WZC, het lukt me niet meer om voor mezelf te zorgen.’
Daar belandde ze onmiddellijk in een rolstoel. Met een accuraat gedoseerde dagelijkse cocktail van zware pijnstillers en morfinepleisters kreeg de dokter haar pijnen gelukkig zo goed mogelijk onder controle.
En zie, daar braken haar Maria jaren aan om het in Bijbelse termen te stellen. Verwijzend naar het Bijbelse verslag over Martha versus Maria bij een bezoek van Jezus. Voor het eerst kon ze in het WZC haar lang verscholen talenten botvieren. Algauw solliciteerde ze voor een vaste column in het infomagazine van het WZC. Dat werd al snel een “Angela’s hoekje” met meerdere artikels. En dan moest het Parochieblad nog komen.
Aan zowat alle activiteiten in het rusthuis deed ze mee (behalve dan groenten snijden en koken want dat had ze al genoeg gedaan in haar leven zei ze). Zo ontdekte ze hoe plezant het was om dagelijks te sjoelen. Wat ze echt goed kon, ja hoor geregeld versloeg ze haar wisselende sjoelkameraden. Iedere dag beleefde ze wel iets waardevols. Ze kreeg veel bezoek, soms zelfs wat teveel naar haar goesting en ze maakte er een gewoonte van om de nieuwkomers in het WZC welkom te heten.
Onvermijdelijk waren er de momenten dat ze overmand werd door verdriet in het rusthuis. Telkens iemand die haar lief was wegviel. Meer dan eens waakte ze mee aan het sterfbed van een geliefd medebewoner.
Tot ze zelf in 2023 zes keer op het ziekbed belandde. ‘Dit is het begin van het einde, ik ben klaar om te gaan. Ik heb geen angst voor de dood,’ klonk het dan.
Op 30 december 2023 sliep ze uiteindelijk vredig in, nadat ziekte nr. 6 in de lange rij van dat jaar haar alle perspectief op beterschap ontnam.
En nu is ze actief aan de overkant. ‘Ik steun je, ik bescherm je mee vanaf deze kant, ook al ben ik hier eerst nog in een soort opleiding. Ik stuur je warm helend liefdeslevenslicht.’ Dat voel ik telkens ik haar fysiek mis. Ze neemt me dan letterlijk bij de hand want ‘je hebt daar nog veel te doen, daar waar je bent.’
Dank je moeder, dank je dank je dank je.